
Niet de nederzettingen zijn obstakel voor vrede maar wel de Arabisch islamitische overheersingsdrang
Leden van de Hashomer, een Joodse verdedigingsorganisatie die in 1909 werd opgericht om de Zionistische nederzettingen te beschermen, poseren hier met hun geweren in de Joodse gemeenschap van Rehovot tijdens de Ottomaans (= Turkse) bezetting van wat later de Staat Israël zal worden. Hashomer zal in 1920 opgaan in de Haganah dat zelf in 1948 opging in het IDF (Israëlische Leger). Rehovot werd in 1890 tijdens de Eerste Aliyah (1882–1903) opgericht door Poolse Joden op braakliggende grond, zonder bomen, noch huizen, noch water. Grond die gekocht werd van een christen Arabier. In 1931 woonden er al 3.193 mensen echter in 2015 reeds 132.671 [!] [beeldbron: Vintage Everyday]
Een van de grondbeginselen van de huidige conventionele wijsheid is dat “de nederzettingen het obstakel zijn voor de vrede”, alsof zonder de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en Gaza plotseling de vrede zou neerdalen op de aarde. We weten dat voorafgaand aan de oorlog van 1967, er geen Israëlische nederzettingen waren, met uitzondering dan van de Israëlische steden en dorpen in Israël, en ook die werden nooit erkend door de Arabieren, waarvan zij beweerden [en nog steeds beweren] dat ook die ‘bezet gebied’ waren [en nog zijn].
De grote zegen van de huidige nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza is, dat ze het etiket van ‘bezette gebieden’ verwijderd hebben, die hun voorgangers gaven aan de oude gevestigde nederzettingen in Israël zelf, behalve dan in de ogen van Hamas, de PLO en andere Arabische partijen, die nog steeds hun volk aanleren dat beide gebieden ‘bezet’ worden gehouden [door de Joden]. Zo klinkt aldus de huidige internationale psychose “dat vrede nakend is vanaf het ogenblik dat elke nederzettingsactiviteit wordt gestaakt,” zo hol als een slechte grap, maar in wezen veel minder grappig dus.
Met andere woorden, met of zonder nederzettingen, is de negatieve houding van de Arabieren tegenover Israël nooit afhankelijk geweest van de lotgevallen van een of andere Joodse nederzetting in gelijk welk deel van het land. Onder gelijk welke omstandigheden en binnen eender welke grenzen, was het altijd het Joodse hard labeur op het land dat aan de Arabische aanwezigheid resoluut de totale afwijzing genereerde.